26.2.04

Sneeuw

Eigenlijk nogal makkelijk om nu iets te schrijven over
de sneeuw, maar ik kan het niet laten.
Ik word wild van sneeuw.
DRUK.
Ik ga mooi niet naar school.
Ik zou hopeloos zitten wiebelen op m'n stoel.

25.2.04

Verven

mijn linkermuur verf ik groen
mijn rechtermuur verf ik blauw

links het vlas
rechts de zee

links de duinen
rechts het strand

Picture

Foto's waarop ik lachend te zien ben zijn echt zeldzaam.
Zodra er een fototoestel op me gericht is, trekken
de spieren in mijn gezicht zich strak. Dit is een automatische
reflex. Ik kan mn mondhoekspieren nog wel iets optrekken,
zodat het lijkt alsof ik lach, maar dat is zo schaapachtig,
dat ik dat ook maar niet meer doe. Ik heb het geaccepteerd
en het zou fijn zijn als iedereen dat zou doen. Moos lacht
niet op foto's.

24.2.04

Bodemen

Er zit een Nederlands woord in mijn hoofd dat volgens mij
niet eens bestaat. Bodemen. Ik heb het zo uit het Zweeds
vertaald.
'Kan je daar bodemen?' riep Britt-Marie toen ik een heel
eind was uitgezwommen.
'Nee,' zei ik en ik stak twee wijsvingers omhoog zodat ze
kon zien dat ik aan het watertrappelen was.
Bodemen is hier in het meer het ergste dat ik weet. In elk
geval bij onze steiger. Je zakt er tot je enkels in de blubber,
dus nu zwem ik helemaal door tot aan het laddertje. Britt-
Marie zegt dat er verderop in het open meer rotsen zijn en
dat het daar meteen heel diep wordt en dat je er nooit hoeft
te bodemen.
Bij ons in de Noordzee mag niemand zo ver uitzwemmen
dat hij niet meer kan bodemen. Niet meer bodemen in zee
is levensgevaarlijk. Je kan meegesleurd worden door stro-
mingen of in een draaikolk omlaag worden gezogen. 'Altijd
bodemen' zouden alle ouders bij ons tegen hun kinderen
moeten zeggen als ze in zee gingen zwemmen. En op
de stranden zouden borden moeten staan met 'Blijf
bodemen'. Bodemen is een onmisbaar woord in het Neder-
lands. Veel onmisbaarder dan in het Zweeds. En toch be-
staat het niet bij ons.
Hoeveel mensen zouden er bij ons wel niet verdronken zijn
omdat wij dat woordje niet hebben?

Uit: Vreemd Land, Rita Verschuur

23.2.04

Fronsen

Ik las laatst dat 2000 keer fronsen je een rimpel oplevert.
Nu frons ik wat af op een dag. Ik frons in het verkeer, ik
frons als ik tv kijk, ik frons als ik gekke mensen zie, ik frons
als mensen idiote dingen zeggen, ik frons als de melk op is,
ik frons wanneer de telefoon gaat en ja ik denk zelfs dat ik
's nachts frons.
Ik mag me dus terecht zorgen gaan maken over hoe ik er
later uit zal zien.

Carnaval

Vroeger wilde ik nog wel eens samen met m'n ouders gaan
kijken naar zo'n carnavalsoptocht in Hoogland. Wat me het
meest is bijgebleven is dat het altijd zo tergend lang duurde.

11.00uur
ik kijk elke seconde hoopvol naar links en af en toe schichtig
naar rechts voor als m'n vader het fout had.

11.30uur
ik kijk af en toe nog naar links, rechts heb ik opgegeven.

12.00uur
ik heb zere voeten en leun verveeld tegen een dranghek.
Ik wil ijs.

12.30uur
ik zit op het dranghek, m'n billen doen zeer.
ik haal m'n gebreide sjaal uit en maak kleine bolletjes van
de wol.

13.00uur
Nou daar kwam de eerste wagen! Hoi hoi wat een plezier!
Vader vertelde me van te voren dat er op sommige wagens
mensen stonden die snoep gooiden naar de kinderen.
Ik druk me snel weer naar voren, tussen hossende
grote-mensen-benen door, bang te laat te zijn voor het
snoep. Vader en moeder kan ik ondertussen niet meer vinden en
ik ga bij een mevrouw staan. Haar gezicht is knalrood. Het glimt.
Je kon de wagens al van verre aan zien komen en zo vanuit de
verte zagen ze er wonderbaarlijk uit. Eenmaal dichtbij vielen ze
me tegen en ik zei het tegen de mevrouw. Ze luisterde niet.
Tussen die wagens door had je dan de optochtlopers, malle vaders
als baby's, vrouwen als paashazen en kinderen met bolderwagens
met nog meer kinderen. Deze hebben de irritante gewoonte zich
tergend langzaam voort te bewegen, zodat het voor mijn gevoel
uren duurde eer er weer een wagen voorbij kwam. Hoopvol keek ik
naar de derde wagen, er werd iets gegooid, ik zag het! Het leek
snoep. Het was confetti. Teleurgesteld ging ik naar huis.

19.2.04

Spel

Als ik in de trein zit doe ik vaak een soort spel. Het gaat als volgt.
In gedachte stel je je voor dat er iets gebeurt waardoor niemand
de coupe meer in of uit kan en (hoe vreselijk) het kan nog dagen
duren voordat er hulp op komt dagen.
Kijk de coupe rond en bedenk vast hoe iedereen zich in zo’n situatie
gaat gedragen. Bedenk wie je vrienden worden, aan wie je je dood
gaat irriteren, wie er nog een pakje Sultana’s in z’n jaszak vind en
die uitdeelt, wie goed verhalen kan vertellen om de tijd te doden, wie
er voorstelt boter-kaas-en-eieren te spelen, wie constant nors voor
zich uit blijft kijken, wie er huilt en om z’n mamma roept, en wie er
begint met vragen als: wie ben je, hoe heet je, wat doe je.

Het is verrassend leuk om op basis van uiterlijk, mensen bepaalde
eigenschappen toe te kennen. En als het de eerste keer niet lukt,
geen zorgen, aldoende leert men.

18.2.04

chocola en ik

Ik hou van chocola en chocola houdt van mij. Ze is graag bij me.
Smeer ik een boterham met chocoladepasta, kleeft ze daarna aan
al m'n tien vingers en klampt ze zich wanhopig vast aan m'n schone
trui. Moos Moos ik wil bij Moos blijven, zie je de klodder denken.
Ach zo gaat dat met chocola en mij. Wij houden van elkander,
wij houden van elkaar.

12.2.04

Vergrijzing

Je hoort het vaak: Nederland vergrijst.

Hmmmmmmm?

Vanavond heb ik ongeveer 100 mensen gebeld (marktonderzoek).
Willekeurige, door de computer gekozen, nummers. Angstaanjagend
hoeveel bejaarden ik aan de lijn heb gehad! Zeker 80 van de 100
mensen! Ik had er nooit eerder op gelet, maar tis waar! Op weg naar
huis zag ik alleen maar van dat soort gebogen, grijze knakkers.
Tis er van begeeeeeven!

3.2.04

Vijand

Toen ik elf jaar was heb ik op een goeie dag mijn toenmalige
aartsvijandin Evelien van de P.W.A school uit Nijkerk in de sloot
geduwd. Kinderen van de PWA school en de Regenboog school,
waar ik op zat, waren zowiezo al gezworen vijanden. Tijdens het
handbaltoernooi dat eens per jaar werd georganiseerd schreeuwden
wij van de Regenboog op ons hardst: PWA KOEIEVLA waarop zij op
hun beurt riepen: REGENBOOG ROK OMHOOG. Deze verwensing
hebben wij ons overigens nooit erg aangetrokken daar wij van een
openbare school waren en dus netjes twee broekspijpjes om de
benen hadden.
Er is nooit echt iets voorgevallen tussen mij en Evelien waardoor
we ruzie kregen. We hadden het gewoon. Ik mocht haar niet, zij
mocht mij niet. Iedereen op de wereld heeft tenminste een gezworen
vijand net zo goed als iedereen een grote liefde heeft en ik had mijn
grote vijand al op jonge leeftijd gevonden.

Ik wil graag van deze gelegenheid gebruik maken om wat tegen
Evelien te zeggen.

Evelien, ik zie je vaak op station Nijkerk en dan kijk je me vals aan.
Woest haast. Alsof je die ene dag nooit vergeten bent. Eerlijk gezegd
ben ik ben die dag zelf ook nooit vergeten. Elke keer als ik je kwaaie
koppie zie denk ik er met blijdschap aan terug. Het was een van de
meest triomfantelijkste momenten uit m'n leven.