7.7.07

Bieb

Het was de hoogste tijd om eens serieus aan mijn afstudeerscriptie te beginnen. Officieel ben ik al een paar weken bezig, maar veel verder dan een beetje 'research' op internet was ik nog niet gekomen. Vandaag stapte ik daarom op de fiets naar de bibliotheek, want mensen die onderzoek doen die gaan naar de bibliotheek. Door ruzies en onenigheden met bibliothecaressen in het verleden ben ik wat sceptisch over deze boekenuitlenerij gaan denken, maar ik dacht kom kom, het is alweer een aantal jaren geleden dat ik een voet over de drempel zette, ik probeer het weer. Ik parkeerde m'n fiets voor de deur en stapte kordaat naar binnen. Ik besloot maar direct om niet eindeloos zelf te gaan zoeken maar de mevrouw achter de balie te strikken. Ik besprak met haar in het kort mijn wensen, zij tikte wat van mijn steekwoorden in op haar computer en uit de computer rolden enkele boekcodes. Ik hield me dom en liet haar de boeken voor me opsnorren. Alleraardigst was ze en ze gaf me nog een mini-rondleiding: ,,hier staan de tijdschriften (had ik al gezien), hier de cd's en dvd's (wie leent er nou cd's?) en hier de romans" (die lees ik liever vers, maar toch bedankt). Om mijn bibliotheekuitje helemaal tot een succes te maken ging ik er eens lekker voor zitten en haalde koffie uit het automaat. Daar ik vergat een bekertje onder het automaat te plaatsen werd het nogal een rommeltje. De koffie bleek, na 3x 50ct inworp trouwens ook geen succes. Een tafel naast mij zat een (dikke) Surinaamse vrouw met een flinke stapel boeken druk te bladeren. Ik vroeg me af wat ze zocht of studeerde. Waarschijnlijk zat ze zich net als ik gewoon een beetje te vervelen en wilde ze indruk op zichzelf maken. Ik bekeek een boek van mijn stapel: 'interviewen voor markt- en opinie-onderzoek'. Een boek uit 1993. Ook al klinkt 1993 mij nog redelijk 'pas geleden' in de oren, een snelle rekensom maakt duidelijk dat ik een boek in handen had dat 14 jaar oud was. Toen die man dat boek schreef was ik tien jaar en zag de wereld er nog heel anders uit. Ik had er geen fluit aan om het maar zachtjes uit te drukken. Ik werd chagrijnig en toen de Surinaamse vrouw een pot rauwe knakworsten opendraaide was de maat voor mij een beetje vol. Ik raapte alles bij elkaar, stouwde de boeken terug in de kast en liep naar beneden. Ik wilde naar de uitgang lopen, maar mijn benen droegen me naar de informatiebalie en daar hoorde ik mezelf zeggen: "ik wil graag lid worden".
Wat me bezielde mag Joost weten, 36.50 euro en niks wijzer verliet ik de bieb. Een tragische dag.

22.2.07

N.B.

Nu moet ik even kwijt dat ik niet m'n hele leven al zo naar doe tegen vogels. Ik was bijvoorbeeld reuze enthousiast en bedreven in het pindarijgen en toen we op een dag een ziek, klein bruin duifje op de rand van het dak van de schuur zagen rillen van de kou besloten wij, Fleur, Bas, Lotte en ik, dat dit ons duifje zou worden. Ik moest snel een kartonnen doos gaan halen bij de super, terwijl de rest mijn vader ging halen om hem van het dak af te krijgen. Ik kreeg altijd de rotklusjes, maar accepteerde mijn lot. Helemaal in mijn sas vloog ik naar de supermarkt en zocht een mooie doos uit. Ja dat konden ze wel aan mij overlaten. Toen ik terug kwam zat de duif al lekker warm binnen, in een kartonnen doos. "Hadden we nog". Toen we onze nieuwe vriend voorzien hadden van een bak mineraalwater en ovenvers brood kregen we ruzie over de naam. Ik vond gewoon dat een vogel Tweetie moest heten. Bas en Fleur lachten me uit en noemden hem Twitstke. Dat vonden zij grappig, ik moest er om huilen en ging bij mijn moeder eisen dat hij Tweetie zou heten. Zij gaf me gelijk en ik was tevreden, maar toen ik de volgende ochtend beneden kwam stond er heel groot op de doos geschreven: Twitske. Ik heb de hele dag gehuild en m'n familie een maand niet aangekeken. Na die maand was Tweetie helemaal beter en eng groot geworden. De kartonnen doos was een paar maten te klein en hij had geluk als hij een af en toe een oude broodkorst toegeworpen kreeg. Om het maar zo te zeggen: iedereen was hem een beetje zat. Op een goeie zondag stapten we allemaal in de Mitsubitshu en reden naar het bos in Ermelo. Hij kakte nog een keer op mijn schouder en toen gooide mijn vader Tweetie in de lucht. Hij fladerde direct weg en keek niet op of om. Redelijk ondankbaar vond ik dat wel.

21.2.07

Musje

Vanochtend heel heel vroeg werd ik wakker van de geluiden van een vrolijke vogel. Je zou hier heel terecht kunnen spreken van een 'vroege vogel'. Eerst dacht ik dat ik droomde, ik had immers nog nooit op een kille februari-ochtend een vogel horen fluiten. Ik had uberhaubt nog nooit een vogel gezien of gehoord in de buurt van waar ik woon. Ja een keer een dooie, maar dat telt niet. Dus toen ik eenmaal begreep dat zich live voor mijn raam een waar wonder afspeelde besloot ik er ook echt van te genieten. Het viel me op dat het hier echt om een hele blije vogel ging. Hij deed ongeveer zo: tuuteletuut tuut tuut en herhaalde dit deuntje zo'n 50 keer per minuut. Nadat ik een tijdje had liggen genieten en er allerlei cliches in me opkwamen ("ow ow wat is de lente toch vroeg dit jaar" en "goh goh de natuur is echt van slag "), begon ik me weer te beseffen hoe laat het was. Ik moest echt gaan slapen. Het vrolijke gekwetter begon me ineens flink te irriteren en die hele vogel hing me de keel uit. Ik probeerde het nog een tijdje te negeren, maar na 10 minuten sprong ik woest mn bed uit, gooide mn raam open en keek hem recht in zijn stomme kraalogen. "KSST", zei ik. De vogel keek me aan met zo'n blik van 'jij bent niet wijs', rekte en strekte zijn vleugels eens rustig, vloog daarna weg en keek nog even heel cool om. Omdat ik zelf het laatste woord wilde hebben schreeuwde ik nog door de nacht dat ie WEG moest wezen en maar terug moest komen als het echt lente was. Tevreden liet ik me daarna weer in mn bed zakken.

25.1.07

Petemoei

Ik zou inmiddels een boek vol kunnen schrijven over alles wat ik mee maak in de trein. Heel bar.
Zo moest ik vandaag voor werk in Amsterdam zijn en bevond ik mij rond half 12 op perron 5b. Toen ik de trap naar het perron afdaalde zag ik al dat de NS dit keer wat anders voor me in petto had dan de gebruikelijke geel/blauwe trein. Eenmaal dichtbij zag ik dat het om een Oost-Duitse trein ging. Ik prees mezelf gelukkig met de nostalgische treinreis die me in het verschiet lag en stapte een lege coupe in. Het was alsof ik in een warm bad stapte. Ruim opgezet, een gezellige tafel met een zestal stoelen er om en vaal grijze gordijntjes langs de ramen. Ik deed mijn jas uit, hing hem op aan dat handige haakje aan de muur, ging zitten en vouwde de krant open. Ik sloeg hem eens extra uit zoals ik mijn vader elke zondagmorgen zie doen, compleet nutteloos, maar wel heel tof. Een beetje zoals wanneer je een spijkerbroek uitslaat die net uit de was komt en geen zin hebt om te strijken maar toch de ergste kreukels er uit wil hebben. Net toen ik me echt thuis voelde en er over nadacht mijn schoenen ook uit te trekken ging de schuifdeur open. Ik dacht nog: even kloppen eer je binnenkomt mag ook wel, maar zij scheen zich totaal niet te beseffen dat dit mijn persoonlijke huiskamer was en ging zonder enige gene aan MIJN tafel zitten. Afgeleid door haar aanwezigheid sloeg ik de krant weer dicht. Ze oogde nogal depressief. Ze schoof haar discman onder mijn krant en ik gokte dat ze Norah Jones zat te luisteren. Ze staarde met een mismoedige blik naar buiten en wisselde dat af door haar hoofd in haar nek te leggen en naar het plafond te staren. Ik weet niet wat er was, maar het was goed mis, daar hoefde je geen psycholoog voor te zijn. Ik maakte me er verder niet al te druk om en probeerde voor zover dat nog ging te genieten van de reis. We stapten allebei uit op Amsterdam en ik verloor haar uit het oog.
Ruim tien uur later, nadat ik de directeur van de Beurs van Berlage had geinterviewd, naar Chinese 'Bodies' had staan turen, even langs school was gewipt, had geshopt en gegeten met m'n zus, stapte ik weer in de trein terug. Ditmaal gewoon in zo'n klassieke intercity met oranje meubilair. En toen, alsof ze de hele dag op me had staan wachten, ging zij, de vrouw van eerder die ochtend, weer tegenover me zitten. Ik moet er verbijsterd hebben uitgezien maar liet dat verder niet blijken. Ik had naar haar kunnen knikken, maar ook dat deed ik niet. Er schoot me op eens een uitzending van Oprah te binnen waarin ze vertelde dat iedereen een beschermengel heeft, een soort petemoei. Nou had ze me niet echt beschermd ofzo en m'n petemoei had ik me heel anders voorgesteld (knap, tevreden, vreselijk lief en geinteresseerd). Maar toen begon het me te dagen, zij was niet de mijne, ik was de hare! Mijn taak in dit verhaal was om die cd van Norah Jones door midden te breken en haar met veel aardige woorden en geduld uit haar bodemloze, depressieve put te trekken!
Maar hallo, de dag had ook mij uitgeput en ik wilde gewoon liever even niet weer met haar geconfronteerd worden. Dus sloot ik mijn ogen. Ik denk dat Oprah het best zou begrijpen.

19.1.07

De nerd en het zakdoekje

Nadat het tentamen gemaakt was en ik nog even langs Hilversum was gegaan om wat werk te verzetten keerde ik vermoeid doch tevreden huiswaarts. Tegenover mij in de trein zat een nerd. Zo een met te lange, dunne benen gestoken in een vier maten te kleine broek, een hele gemakkelijke, kortgewiekte coupe, een bril (sja) en iets vooruitstekende tanden. Laptop tussen de beentjes en een in beschermhoes gestoken MP3 speler op schoot. De nerd was verkouden. Dat zag ik zo al wel. Zijn neus was een beetje rood en schilferig en ietwat vochtig om de randjes. En ja hoor terwijl ik zijn griepje nog maar nauwelijks had geconstateerd rommelde hij in een zijvak van zijn laptoptas en haalde er een pakje zakdoekjes uit. Nou moet ik even vertellen dat ik het echt verschrikkelijk vind als onbekende mensen in mijn buurt hun neus snuiten en dat als ik er een week later aan terug denk nog steeds kokhalzende bewegingen moet maken.
De nerd maakte zich klaar, de zakdoek werd uitgevouwen en zorgvuldig weer twee keer opgevouwen, zijn hoofd ging iets naar achter en ondertussen probeerde ik uit alle macht ergens anders aan te denken. Ik had mn vingers in mijn oren kunnen stoppen, maar zo erg ben ik nou ook weer niet. Ik onderging het. Het duurde een eeuwigheid. Diep gorgelende geluiden vanuit het binnenste van de nerd. Net op het moment dat ik dacht onwel te worden hield het op. Goddank. En toen gebeurde het. De nerd liet het zakdoekje niet in de prullenbak vallen, maar net er naast. Op mijn knie. Ik verstarde een ogenblik, de nerd ook en toen gilde ik een soort van Gatver, een hele intense gatver vandaar die hoofdletter en terwijl ik dit zei schudde ik mijn been zo'n beetje heen en weer, zodat de gevulde zakdoek op de grond kwam te liggen. De nerd stamelde sorry en raapte het zakdoekje op om het alsnog in de prullenbak te gooien. Toen zei ik (jawel): "het geeft niet". Nou en of het gaf lieve lezers! Saw 3 was er niks bij.
Ja je maakt wat mee in de trein.

Slow-motion


Je hebt wel eens van die momenten dat je alles in slow-motion ziet gebeuren. Vanochtend was bijzonder, toen zag ik mezelf in slow-motion! Ik had vreselijke haast, want ik moest op tijd zijn voor een tentamen. Ik holde de roltrap op, hoorde het fluitje van de trein al gaan, duwde iedereen aan de kant en nam, toen de deuren al bezig waren te sluiten, een grote, elegante en dramatische sprong (die zijn weerga niet kent). Op dat moment zag ik mezelf dus, prachtig ging het. Mn tas zwiepte op het nippertje nog sierlijk tussen de deuren door. “Zo”, zei een meneer en hij keek me trots aan. “Zo”, zei ik en knikte tevreden terug. Het had weinig gescheeld of iedereen was in juichen uitgebarsten. Een glorieus begin van de dag.

7.1.07

Zoeken

Elke avond, als ik terug kom van stage, ben ik ongeveer een half uur kwijt met het zoeken naar mijn fiets. Op het station staan namelijk wel 1000 fietsen en ik raak al in de war als ik er alleen maar naar kijk. Hoe vaak ik al niet heb gedacht: ok het is zover nu moet ik voortaan lopen. Heel langzaam en met arendsogen zig zag ik dan door alle rekken heen. Mijn fiets heeft een opvallend wit zadel wat de zoektocht een stukje makkelijker zou moeten maken. Maar het zadel is lek en het regent hier vaak en daarom drappeer ik er vaak een plastic tas om heen, zodat het plots een zeer onopvallende fiets is.
Elke ochtend als ik mijn fiets (haastig) in een rek duw denk ik: ok onthouden hij staat ongeveer daar en daar en er zit een rode tas om het zadel. Dat moet vanavond lukken denk ik dan enthousiast. Maar dan sta ik daar 's avonds weer en dan kijk ik naar al die fietsen en dan denk ik sja. Blanco.
Om mij en alle anderen tegemoet te komen in deze speurtocht heeft iemand bedacht om elk fietsenrek te koppelen aan een letter. Kaneel wees mij daar op, toen ik weer aan het zoeken was en zij met haar fiets aan haar hand stond te wachten. Maar voor deze oplossing bleek ik echt te lui te zijn. Die letter zit namelijk aan het eind van het fietsenrek en op zo'n plek dat je je hoofd er een beetje schuin omhoog voor moet draaien, heel vervelend.
Bij parkeergarages heb je ook vaak van dat soort systemen. Je parkeert je auto in sectie "zonnebloem". Spaansbenauwd krijg ik het dan. Zonnebloem, zonnebloem hoe ga ik dat de hele dag onthouden? Nou heb ik zelf helemaal geen auto of rijbewijs maar ik kan me de situatie heel makkelijk voor de geest halen.
Nu heb ik het ondertussen een beetje opgegeven en denk ik er 's ochtends maar helemaal niet meer bij na. Als ik dan 's avonds tussen al die fietsen loop te stiefelen, de hoop opgeef en hem dan alsnog vindt fiets ik weer heel gelukkig naar huis.