1.3.04

witgoed en snoepgoed

wit·goed (het ~)
1 wit wasgoed <=> bontgoed
2 keukenapparatuur als koelkasten, wasmachines enz. <=> bruingoed

snoep·goed (het ~)
1 lekkernij, gemaakt van suiker, gom, essences enz. => snoep, zoetwaren

Geen opmerkingen: