Er zit een Nederlands woord in mijn hoofd dat volgens mij
niet eens bestaat. Bodemen. Ik heb het zo uit het Zweeds
vertaald.
'Kan je daar bodemen?' riep Britt-Marie toen ik een heel
eind was uitgezwommen.
'Nee,' zei ik en ik stak twee wijsvingers omhoog zodat ze
kon zien dat ik aan het watertrappelen was.
Bodemen is hier in het meer het ergste dat ik weet. In elk
geval bij onze steiger. Je zakt er tot je enkels in de blubber,
dus nu zwem ik helemaal door tot aan het laddertje. Britt-
Marie zegt dat er verderop in het open meer rotsen zijn en
dat het daar meteen heel diep wordt en dat je er nooit hoeft
te bodemen.
Bij ons in de Noordzee mag niemand zo ver uitzwemmen
dat hij niet meer kan bodemen. Niet meer bodemen in zee
is levensgevaarlijk. Je kan meegesleurd worden door stro-
mingen of in een draaikolk omlaag worden gezogen. 'Altijd
bodemen' zouden alle ouders bij ons tegen hun kinderen
moeten zeggen als ze in zee gingen zwemmen. En op
de stranden zouden borden moeten staan met 'Blijf
bodemen'. Bodemen is een onmisbaar woord in het Neder-
lands. Veel onmisbaarder dan in het Zweeds. En toch be-
staat het niet bij ons.
Hoeveel mensen zouden er bij ons wel niet verdronken zijn
omdat wij dat woordje niet hebben?
Uit: Vreemd Land, Rita Verschuur
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten