Vroeger wilde ik nog wel eens samen met m'n ouders gaan
kijken naar zo'n carnavalsoptocht in Hoogland. Wat me het
meest is bijgebleven is dat het altijd zo tergend lang duurde.
11.00uur
ik kijk elke seconde hoopvol naar links en af en toe schichtig
naar rechts voor als m'n vader het fout had.
11.30uur
ik kijk af en toe nog naar links, rechts heb ik opgegeven.
12.00uur
ik heb zere voeten en leun verveeld tegen een dranghek.
Ik wil ijs.
12.30uur
ik zit op het dranghek, m'n billen doen zeer.
ik haal m'n gebreide sjaal uit en maak kleine bolletjes van
de wol.
13.00uur
Nou daar kwam de eerste wagen! Hoi hoi wat een plezier!
Vader vertelde me van te voren dat er op sommige wagens
mensen stonden die snoep gooiden naar de kinderen.
Ik druk me snel weer naar voren, tussen hossende
grote-mensen-benen door, bang te laat te zijn voor het
snoep. Vader en moeder kan ik ondertussen niet meer vinden en
ik ga bij een mevrouw staan. Haar gezicht is knalrood. Het glimt.
Je kon de wagens al van verre aan zien komen en zo vanuit de
verte zagen ze er wonderbaarlijk uit. Eenmaal dichtbij vielen ze
me tegen en ik zei het tegen de mevrouw. Ze luisterde niet.
Tussen die wagens door had je dan de optochtlopers, malle vaders
als baby's, vrouwen als paashazen en kinderen met bolderwagens
met nog meer kinderen. Deze hebben de irritante gewoonte zich
tergend langzaam voort te bewegen, zodat het voor mijn gevoel
uren duurde eer er weer een wagen voorbij kwam. Hoopvol keek ik
naar de derde wagen, er werd iets gegooid, ik zag het! Het leek
snoep. Het was confetti. Teleurgesteld ging ik naar huis.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten